De corridor in een Automower®-installatie aanpassen
Wanneer de Automower®-robotmaaier langs een begrenzings- of geleidingsdraad van en naar het laadstation rijdt of een doorgang passeert, varieert de afstand tot de draad om spoorvorming te voorkomen. Het gebied naast de draad waarlangs de robotmaaier rijdt, wordt de corridor genoemd.
Wanneer de maaier zich langs de geleidingsdraad richting het laadstation begeeft, rijdt hij altijd aan de linkerkant van de draad.
Met automatische doorgangsdetectie wordt de breedte van de corridor automatisch aangepast, maar bij een aantal modellen kan de corridorbreedte handmatig worden gewijzigd, bijvoorbeeld als er een smalle doorgang is waar de maaier vaak vast komt te zitten.
De corridorbreedte instellen
De corridor van de begrenzingsdraad is het gebied aangrenzend aan de begrenzingsdraad en de corridor van de geleiding is het gebied aangrenzend aan de geleidingsdraad. Welke corridorbreedten beschikbaar zijn en kunnen worden aangepast, is afhankelijk van uw model Automower®.
De corridor kan worden ingesteld op een breedte tussen 1 en 9. De fabrieksinstelling is 6 voor de begrenzingsdraad en 9 voor de geleidingsdraad. Als u de waarde 0 instelt, rijdt de robotmaaier pal over het midden van de geleidingsdraad.
Productdisplay: Installatie > Geavanceerd > Corridorbreedte
Automower® Connect: Meer > Instellingen > Installatie > Corridorbreedte