Robotmaaiers11-2-2024

De begrenzingsdraad in een Automower®-installatie plaatsen

Plaats de begrenzingsdraad langs de randen van het gazon om het maaigebied af te bakenen voor uw robotmaaier. Een juiste plaatsing zorgt dat de maaier effectief door uw tuin kan navigeren. Sensoren in de maaier registreren wanneer de robotmaaier de begrenzingsdraad nadert.

Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies voor het plannen en plaatsen van de begrenzingsdraad.

Plannen en voorbereiden

Maak een schets van uw werkgebied

  • Maak een schets met alle obstakels en uitdagingen in uw tuin.
  • Bepaal de ideale posities voor het laadstation, de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad.
  • Gebruik onze installatievoorbeelden als inspiratie.

Leer meer over de plaatsing van het laadstation

Definieer de aansluitpunten

  • Plan waar de geleidingsdraad wordt aangesloten op de begrenzingsdraad.
  • Zorg dat bij het aansluitpunt 10 cm extra draad over is. Hierdoor wordt het verbinden van de geleidingsdraad en de begrenzingsdraad eenvoudiger.

Maai het gazon vóór de installatie

  • Zorg dat het gazon is gemaaid voordat u de draad plaatst, om te voorkomen dat deze door het gras wordt opgetild.

Plaats de draad

Begin achter het laadstation

  • Start en voltooi de plaatsing van de begrenzingsdraad achter het laadstation.
  • Laat 50 cm extra draad over voor aansluiting op het laadstation.

Plaatsen van de begrenzingsdraad

  • Plaats de begrenzingsdraad rond het gehele werkgebied.

De draad vastzetten met krammen

  • Krammen kunnen op vlakke gazons worden geplaatst op een onderlinge afstand van ongeveer 70 cm.
  • Zorg dat de draad stevig op de grond is bevestigd, zodat de maaier niet kan komen vast te zitten en in de draad kan snijden.
  • Controleer op ongelijke gebieden in het gazon en gebruik op die plaatsen extra krammen om de draad op de grond te bevestigen.

De draad ingraven

  • Maak met een spade een sleuf in het gazon.
  • Plaats de begrenzingsdraad of geleidingsdraad 1-20 cm onder de grond.
  • Dit alternatief wordt aanbevolen als uw gazon zeer ongelijk is of als u de draad wilt verbergen.

Tips voor plaatsing van de draad

Opties voor plaatsing van het laadstation

De begrenzingsdraad kan op verschillende manieren worden geplaatst op weg naar het laadstation. Kies de optie die het best aansluit bij uw behoeften. Zie de onderstaande afbeelding.

  • Optie 1: Plaats de draad volledig buiten het laadstation.
  • Optie 2: Plaats de draad onder de plaat van het laadstation. Zorg dat ten minste de helft van de plaat van het laadstation zich binnen het werkgebied bevindt.

  • Voor Automower® Aspire™ R4: gebruik niet optie 2, maar optie 3, waarbij de draden recht naar de zijkant en rondom het laadstation lopen (zie onderstaande afbeelding).

Sluit beide uiteinden van de draad aan op het laadstation

Afstand tussen de begrenzingsdraad en objecten

Aangezien de maaier altijd de draad passeert voordat hij stopt, moet de draad op verschillende afstanden worden geplaatst van verschillende obstakels.

  • Gebruik de meegeleverde Automower®-liniaal om te zorgen dat de draad op de juiste afstand van obstakels wordt geplaatst.
  • Op de liniaal zijn drie afstanden afgedrukt: een kleine, een middelgrote en een grote afstand. De exacte afstanden variëren per model. Raadpleeg uw gebruikershandleiding voor de exacte afstanden voor uw model.

Algemene aanbevelingen

  • Plaats de begrenzingsdraad op 35 cm afstand van een obstakel dat hoger is dan 5 cm.
  • Plaats de begrenzingsdraad op 30 cm afstand van een obstakel dat 1-5 cm hoog is.
  • Plaats de begrenzingsdraad op 10 cm afstand van een obstakel dat minder hoog is dan 1 cm.
  • Voor harde voorwerpen, zoals hekken en muren, moet u de grootste afstand gebruiken, anders zal de maaier bij elke bocht tegen het harde voorwerp botsen.
  • Voor bloembedden en zachtere struiken, waar geen risico op botsing bestaat, is de middelgrote afstand voldoende. Als de afstand kleiner is, kan de maaier de rand overschrijden en komen vast te zitten. Bij de grotere afstand wordt gras dicht bij de rand niet gemaaid.
  • Nabij verharde paden op gelijke hoogte met het gazon adviseren we de kleinste afstand op de liniaal te gebruiken. De maaier gebruikt een deel van het pad om te keren, zodat er geen gras ongemaaid blijft.
  • Gebruik de middelgrote afstand op grindpaden, waar het risico bestaat dat de maaier komt vast te zitten.
  • Verharde paden kunnen gewoon worden gepasseerd door de maaier.
  • Rond zwembaden of vijvers moet er om veiligheidsredenen een barrière van ten minste 15 cm hoog aanwezig zijn.

Deze afstanden zijn een richtlijn. Pas voor optimale maairesultaten de begrenzingsdraad aan wanneer u weet hoe de maaier uw gazon maait.

Eilanden, doorgangen en bijgebieden

Eilanden

Doorgangen

  • Gebruik doorgangen om twee delen van het werkgebied met elkaar te verbinden.
  • Bij een doorgang met geleidingsdraden is een minimale afstand van 60 cm vereist tussen de begrenzingsdraden aan weerszijden van de doorgang.
  • Een werkgebied met een doorgang zonder geleidingsdraad vereist een minimale afstand van 2 m tussen de begrenzingsdraden aan weerszijden van de doorgang.
  • Meer informatie over doorgangen

Bijgebieden

  • Maak een bijgebied als het werkgebied twee gebieden heeft die niet zijn verbonden met een doorgang.
  • Het werkgebied met het laadstation is het hoofdgebied.
  • Meer informatie over bijgebieden
Was dit artikel nuttig?

Robotmaaiers

(22)